De voordeur is de
deur
in de hoofdingang van een pand.
Bij een huis in de rij is dit vrijwel altijd de enige ingang
in de
rooilijn,
en die zit dan dus in de
voorgevel.
Bij heel brede huizen
heeft de voorgevel soms méér dan één
ingang,
alleen de belangrijkste
(en dus rijkst vormgegeven) toegang bevat de voordeur.
Omgekeerd heeft de belangrijkste gevel soms geen ingang. Deze gevel heet dan de
frontgevel,
de ingang zit dan in een zijgevel.
Bekenden lopen 'achterom' (daar waar dat nog mogelijk is), onbekenden melden zich bij de voordeur door middel van een
deurklopper
of bel. Dit kenmerk van de hoofdingang wordt meestal vergezeld van een
brievenbus
in of naast de voordeur.
Boven deze deur bevindt zich meestal een
bovenlicht.
In sommige streken, onder meer in de kop van Noord-Holland, is het boeiende verschijnsel van de
'dooddeur' te zien.
Het is een mooie voordeur, uitkomend in de mooiste kamer.
Deze kamer en deur werden vrijwel niet gebruikt, ze waren dus 'dood'.
Iedereen kwam achterom.
Alleen bij bijzonder gelegenheden, zoals bij het huwelijk of overlijden van
een bewoner, betrad of verliet deze (samen met de genodigden)
het huis door deze 'voordeur'.
Tekst: Jean Penders (05-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders