Een
venster
in de vorm van een
vierpas
komt vooral in de
romaanse
en
romano-gotische
architectuur voor, maar het blijft iets bijzonders.
Bij het toepassen van een vierpas
in een
tracering
zijn de vier
toten
minder kwetsbaar, omdat de
maat ervan dan meestal niet al te fors is.
Bij het gebruik van deze vorm voor een venster, dat de volledige muurdikte doorbreekt,
moeten de rondverlopende 'dakkanten'
zich naar buiten verwijden om voldoende licht langs te laten. De
toten zijn dan niet al te scherp uitgevoerd,
zodat de vier passen nog wel eens tot flauwe uitbuigingen kunnen verwateren.
Het vierpasvenster is primair een siermotief,
het komt dan ook voor in combinatie met blinde vierpasnissen.
Tekst: Jean Penders, 05-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders