Teer, pek en asfalt lijken op elkaar.
De grondstof van teer is
merkwaardigerwijs: hout. Door dit op een bepaalde manier te stoken,
verkrijgt men een stroperige bruine vloeistof, waarin de hars uit het hout,
de roet en de koolstof uit het stoken bewaard zijn. Het kan ook uit steenkool,
dat is een versteende vorm van hout. Uit teer kan men weer pek
verkrijgen, vroeger 'pik' genoemd; denk aan 'pikzwart'. Lezers van Lucky Luke
kennen de verbanning 'met pek en veren'.
Asfalt
is van oorsprong een natuurproduct. Wie op een héél warme dag over goedkoop
asfalt fietst, merk tot zijn schrik dat dit bij verwarming smelt, net als teer.
Met teer kun je heel veel doen. IJzerwerk, zoals
muurankers
en
gehengen,
werd ermee tegen roesten
beschermd en daarom wordt dit nog vaak zwart geschilderd.
Teer is ideaal bij vochtwering, gevels werden ermee van een
spatrand
voorzien.
In de bouw wordt ook nu nog teer gebruikt, vaak al aangebracht op papier, als probaat middel
tegen vocht.
Omdat teer vloeibaar wordt bij verwarming en keihard na het stollen is het gemakkelijk te verwerken.
Het beschermt goed en isoleert bovendien. Zo worden de aansluitingen van telefoonkabels
in teer gegoten.
Veel ouder is het beschermen van hout door het te teren. Wat dat bij een
stadsbrand
betekende, valt af te leiden
uit de strengheid van de verboden in keuren.
Tekst: Jean Penders (12-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders