We kunnen ons niet voorstellen dat in sommige andere landen gebouwd wordt zonder steigers.
Vooral daar waar natuursteenbouw de overhand heeft wordt een
huis
van binnenuit opgemetseld.
In de Lage Landen doen we het anders: we bouwen aan de
buitenzijde een tijdelijke stellage van lange
palen, de staanders (of juffers), en
kortelingen
(of schakels), verstijfd door
kruisschoren en zwiepingen. De steigerplanken worden op de kortelingen gelegd.
In de middeleeuwen en soms ook nu wel, werd gebruik gemaakt van een
vliegende steiger.
Hiervoor wordt een deel van de kortelingen bij het optrekken van de muur in het
metselwerk
opgenomen, dat blijft zichtbaar in de vorm van de
kortelinggaten.
De vliegende steiger gaat tijdens de bouw mee omhoog,
terwijl de gewone steiger steeds hoger moet worden.
Tot in de 20e eeuw waren de steigerpalen van hout (liefst lekker recht
naaldhout),
daarna kwamen
stalen
pijpen in zwang.
De onderdelen worden niet met met
touw
aan elkaar geknoopt, maar door stalen koppelingen verbonden.
Vooral voor tijdelijke klussen is de aluminium
rolsteiger
heel handig.
Om het publiek te beschermen wordt de steiger tegenwoordig vaak afgedekt met
steigerdoek.
Zogenaamd om de restauratiekosten te drukken wordt dat in sommige steden als goed betaald
reclamedoek
gebruikt, liefst daar waar het stadsbeeld er helemaal door gedomineerd wordt.
Zoals te verwachten verschijnen deze doeken nu ook al daar waar helemaal niet gerestaureerd wordt.
Dat het ook anders kan, bewijzen de steden die zorgvuldiger omgaan met hun monumentale omgeving:
zij zorgen voor een
afbeelding van het ingepakte gebouw
op het doek, waardoor veel toeristen op afstand
niet eens merken dat het beeld veranderd is.
Tekst: Jean Penders, 01-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders