Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Spiltrap

De rechte steektrap en de wentelende spiltrap waren tot voor enkele eeuwen de gebruikelijke vormen van de trap.
De houten spiltrap heeft een doorlopende spil, waarin de treden of stootborden met één of meer toognagels vastgepend zijn. De treden rusten aan de andere zijde in de muur of een boom, die mee omhoog wentelt. Soms hangt de trap helemaal aan de spil en hangt de buitenzijde min of meer vrij. Dit bewijst de kracht van de spil. Bijzonder zijn de spiltrappen met uitgeboorde spiraalvormige spil. Bij de natuurstenen spiltrap eindigt iedere trede in het midden met een rond gedeelte, dat zó op de onderliggende trede geplaatst wordt dat er een stenen spil ontstaat. Constructief is deze spil-uit-vele-delen niet te vergelijken met de stevige paal die een houten spiltrap draagt. Minder sterk nog, maar wel zo fraai is de variant met spiraalvormige spil. Bij een gietijzeren spiltrap lijken de treden op die van een natuurstenen trap. Maar bij dit materiaal kunnen de stukjes spil hol uitgevoerd worden. Door daar dan een staaf doorheen te steken onstaat weer een sterke spiltrap. Spiltrappen kunnen ook uitgevoerd zijn in beton of staal, ook deze materialen geven weinig problemen.
Anders ligt dat met baksteen. Om de treden van een bakstenen spiltrap te dragen moet er een of ander gewelfje onder geslagen worden, bijvoorbeeld een schroefgewelf of een meedraaiend getrapt stijgend tongewelf.

De spiltrap is een vorm van de wenteltrap en heeft dan ook alle nadelen vandien. Eén ervan is de onmogelijkheid om flinke meubels of andere spullen via de trap naar boven te krijgen. Bij een huis met een spiltrap, en dat waren tot in de 17de eeuw de meeste huizen, hoort daarom eigenlijk een hijsgelegenheid. Dat kan een hijsrad zijn, wanneer binnen genoeg ruimte te vinden is. Of een oplossing buitenom, zoals hijsbalken, onder meer in Amsterdam, laten zien.

Tekst: Jean Penders, 02-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders