Een
kapgebint
moet stevig op zijn benen staan, anders overleeft de
kap een flinke herfststorm niet.
Een
spant
kan uit meerdere
gebinten
bestaan:
zoldergebint,
vlieringgebint,
nokgebint.
Een
dekbalk
ligt op spantbenen: daarop
staat het gebint dus.
Alleen het nokgebint heeft geen dekbalk want de
nokgording
vormt de top, het heeft daarom geen benen, maar
schoren.
Zou een gebint alleen uit dekbalk en twee spantbenen bestaan, dan zou het geheel gemakkelijk opzij kunnen zakken.
Een houten driehoek is een stevige constructie. Door een
korbeel
aan te brengen tussen het spantbeen en de dekbalk
krijgt het gebint aan beide kanten zo'n driehoek.
Maar nu kan het gebint nog voor- of achterover vallen. Met
windschoren
tussen het spantbeen en de
fliering,
die op de dekbalk ligt, ontstaan er ook in de lengte van de kap driehoeken.
Het spantbeen heeft dus heel wat te (ver)dragen.
Een grenen spantbeen is (bijna altijd) recht. Een eiken spantbeen is meestal krom en heet daarom een
krommer.
Die vorm geeft meer ruimte op de zolder, maar alleen eikenhout is daarvoor sterk genoeg.
Tekst: Jean Penders, 11-2016. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders