Wanneer iets scheluw is, liggen twee van de zijden niet in één vlak.
Dat is wat anders dan 'niet evenwijdig'. Dat laatste komt veel voor, bij een trapezium bijvoorbeeld.
Dat is nog wat anders dan
scheluw.
Laten we het zo uitleggen: neem een stuk karton. Wanneer je twee zijden schuin afknipt,
dan heb je een trapezium. Alle zijden daarvan blijven nog steeds
in één vlak liggen. Wanneer je het karton op tafel legt, dan ligt het gewoon plat.
Maar wanneer een gewoon rechthoekig stuk karton op die tafel een tijdje in de zon gelegen heeft,
dan is er een flinke kans dat het 'krom trekt'. Het krult dan wat omhoog.
Nu lijken de zijden nog steeds evenwijdig te lopen, maar dat is schijn:
ze liggen niet meer in één vlak. Het karton is
scheluw geworden.
Bij
planken
is het 'krom trekken' door vocht of warmte een bekend probleem. Timmeren wordt lastig.
'Krom' is hier eigenlijk niet het goede woord. Wanneer je een heel dunne, soepele plank buigt,
kun je er zelfs een hoepel van maken. De zijkanten lopen dan nog steeds evenwijdig,
hier is niets scheluw. Wanneer de plank scheluw trekt, dan is hij ietsjes
getordeerd.
Bij een
moerbalk
die scheluw is, passen de
kinderbinten
niet meer zonder kunst- en vliegwerk,
de
vloerplanken
kun je evenmin er zomaar op vastspijkeren
Toch betekent scheluw niet altijd dat er iets mis is. Om een dak op een niet rechthoekige plattegrond te laten passen, moet òf de nok omhoog lopen,
òf er moet tenminste een
dakschild scheluw
uitgevoerd worden.
De wieken van een molen werken alleen wanneer ze scheluw zijn, dat heet de
zeeg.
Tekst: Jean Penders (01-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders