De stijl de
'
rococo'
is afgeleid van het woord 'rocaille'. Dat is Frans voor
'iets met rotsen, schelpen en zo', simpeler te vertalen als
'rotswerk'.
De schelpengrot is hiervan het beste voorbeeld. Hierin de het 'rotsige' uit
de term nog herkenbaar (dat later in de
cement-rustiek
herkenbaarder terug zal komen),
maar de bekleding met schelpen sluit aan bij de verschuiving van de betekenis naar 'schelpwerk'.
Het woord '
schelpmotief'
is een omvattender begrip, want dat slaat ook op gestileerde, palmet-achtige vormen.
De rocaille is de wulpse toepassing van liefst wat rare
schelpvormen. Want naast de brave
schelp
van het strand van Zantvoort zijn er
vreemd gekrulde vormen te vinden, zeker in verre landen.
Wat doen die schelpen in onze kunst? De rococo zoekt naar krullende, exotische motieven.
De rocaille biedt die en wordt toegepast in een romantische fantasiewereld, waarin naast de
schelpengrot ook de ingehuurde heremiet in een kluis als
folly
past.
Hoe weelderig de rijken der aarde de rocaille in de 18e eeuw ook toepasten,
de gewone sterveling kwam de rocaille alleen tegen als onderdeel van rococo-versieringen
op
frontons
of
omlijstingen.
Of in de garnering van de wapenschilden van de heersende
klasse. Zo wezensvreemd als de functie van
schildhouder
voor de
leeuw
is, zo merkwaardig
is de toepassing van de wulpse schelp in de heraldiek. Zeker wanneer
die schelp daardoor dan terecht komt
in de klauw van die misbruikte leeuw.
Tekst: Jean Penders (12-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders