Een reliekschrijn is de doodskist van een
heilige,
maar dan wel een hele fraaie.
Het is bijna altijd nooit zijn (of haar) eerste. Ook bevat het schrijn niet steeds het hele lichaam,
soms zelfs een ander soort reliek.
Hoe meer een heilige vereerd werd, hoe rijker zijn schrijn versierd werd.
Dat lijkt een blijk van devotie, in feite gaat het om een
commerciële investering.
De
pelgrims
die op het
graf
van de heilige afkwamen, waren een bron van inkomsten
en voor menige stad was dit 'middeleeuws toerisme' heel belangrijk.
Het ontstaan van de
crypte
hangt sterk samen met de vele bezoekers.
De reliekschrijnen zijn de allerfraaiste staaltjes van (vooral middeleeuwse)
edelsmeedkunst.
De eerste reliekschrijnen waren de
vroeg-christelijke
sarcofagen, die,
afgezien van wat
symbolen,
gelijk waren aan de
Romeinse
grafkisten.
Niet iedereen kon zich zo'n uit één blok steen gehouwen kist
permitteren. Voor menige
martelaar
die in de tijd van de christenvervolgingen
het leven liet, werd na de verheffing van het christendom tot staatsgodsdienst de
sarcofaag
van een rijke Romein
hergebruikt.
Meestal werd de decoratie dan wat aangepast.
Het
deksel
had bij de Romeinen vaak de vorm van een
dak,
al dan niet voorzien van
imbrices
en
akroteriëen.
Bij de middeleeuwse voorbeelden is dat
beeld in aangepaste vorm ook terug te vinden: soms is er zelfs een
vorstkam
aangebracht.
Wanneer een kerk wat minder van het lichaam van de heilige bezat,
werd een andere vorm van een reliekhouder gekozen, zoals een
reliekbeeld.
Tekst: Jean Penders, 12-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders