De manier waarop een gewaad 'valt', dat wil zeggen, de wijze waarop het
textiel
de eronderliggende vormen in plooien volgt, heet de plooival.
De stof bepaalt deze plooien,
zijde
is soepeler dan vilt.
In de
beeldende kunst
is niet de stof bepalend voor de plooival,
maar de manier waarop de
kunstenaar
gewoon is om deze weer te geven. Hij is een kind van zijn tijd.
De plooival is één van de belangrijkste hulpmiddelen bij het
dateren van een afbeelding.
In vroeg-middeleeuwse
manuscripten
tonen de gewaden vaak een abstract lijnenspel, de plooien vormen
geometrische patronen. Dat moet niet of niet geheel aan onvermogen toegeschreven worden,
die vormen zijn bewust gekozen.
De oude
Grieken
hadden de techniek van het naturalistisch weergeven van gewaden al goed onder de knie.
Na de
Romeinen
ging die kunst verloren, of misschien kozen men voor de Keltische en
Karolingische miniaturen bewust voor abstractie. In de
romaanse kunst
wordt de plooival langzaamaan weer naturalistischer.
In de loop van de middeleeuwen spelen ook regionale verschillen een grote rol.
Daarom zien we de ene keer een losse plooival, dan weer strak gestileerde lijnen
of in hoekige lijnen opwaaiende gewaden.
De
renaissance
grijpt terug op de oudheid en daarmee ook op de natuurlijke plooival.
In de moderne kunst wordt van die benadering vaak zeer bewust afgeweken.
Tekst: Jean Penders, 12-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders