Onder de term 'pleisterwerk' worden op het oog heel verschillende
manieren verstaan om een
gevel
af te werken. Een vlakke, strakke grijze, laag
portlandcement
ziet er heel anders uit dan de
overdadig versierde en soms uitbundig gekleurde
pleisterarchitectuur.
De overeenkomst is dat de
muurafwerking
bestaat uit één of meer lagen
mortel,
samengesteld uit
kalk,
zand
en een 'toeslagmateriaal' (zoals portland).
Het verschil met
stucwerk
is de samenstelling. In het laatste geval is
gips
of marmerpoeder het onderdeel dat fijnere
decoraties
mogelijk maakt,
maar ook de kwetsbaarheid verhoogt. Daarom is stuc vooral binnen te vinden.
Eenvoudig pleisterwerk is meestal bedoeld om de
sporen
van verbouwingen
aan het oog te onttrekken of om vochtdoorslag te voorkomen.
Als onderdeel van de
architectuur
zijn vormen met
schijnvoegen
te beschouwen.
Omlijstingen,
imitatiesluitstenen,
kuifstukken
en dergelijk zijn dat
zelfs heel nadrukkelijk.
In de
19e eeuw
werd, na de uitvinding van de sterke en waterdichte portlandcement, het
bepleisteren van gevels mode. Het ontpleisteren daarvan werd in de
eerste helft van de
20e eeuw
als 'restauratie' beschouwd. Daarbij werd de
steen
vaak onherstelbaar beschadigd.
Tekst: Jean Penders, 12-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders