Een
ojiefsleutelstuk
heeft een
profiel
met als hoofdvorm het
ojief,
dus een S-vorm, bol en hol onder elkaar.
Soms levert de nadere bestudering van een
sleutelstuk
een verrassing op: het blijkt dan niet aan de onderkant tegen de balk gespijkerd, maar
het maakt er deel van uit: het is een
pseudosleutelstuk.
Heeft een pseudosleutelstyuk de vorm van een ojiefsleutelstuk dan is het dus een
ojief-pseudosleutelstuk. Op dezelfde manier kun je ook een
peerkraal-pseudosleutelstuk
tegenkomen.
Tekst: Jean Penders (11-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders