De
boerderij
is vanouds een woon-werkgebouw met
vee
en mens onder één dak,
in het
los hoes
zelfs in één ruimte.
Een brandmuur gaat later mens en dier scheiden, waardoor het woondeel van de
hallenhuisboerderij
een echte woning is geworden.
De boer stelt in de loop der tijden steeds hogere eisen aan dit gedeelte
en zoekt daarvoor meer ruimte.
Dat kan door aan één kant van de
woonkamer/keuken de bescheiden ruimte stevig te verhogen.
Het laag doorgetrokken
dakschild
wordt vervangen door een hoger
zadeldakje,
met de
nok
dwars geplaatst.
Meestal wordt in deze 'nieuwe kamer' uitgevoerd als een
opkamer
met een
neerkeldertje
eronder. Deze kamer steekt wat uit ten opzichte van de zijgevel van het achterhuis.
Het dak heeft nu een L-vorm en de plattegrond ook.
Die L lijkt op een
kruk (met een greep aan één zijde), vandaar de naam
krukboerderij.
De krukboerderij komt steeds meer voor in de 17e eeuw.
In de 19e eeuw wordt volgens hetzelfde idee ook aan de
andere kant van de grote kamer ruimte gewonnen,
waardoor het dak en de plattegrond de vorm van de letter T krijgen en zo de naam
T-boerderij
verklaren.
Tekst: Jean Penders, 01-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders