De kiezelbak en het
platte dak
horen bij elkaar.
Op een plat dak wordt
kiezel
gestrooid om de eronder liggende dakbedekking te beschermen. Dat is meestal een
bitumineuze dakbedekking,
en die is kwetsbaar, onder meer voor krimp door felle zon. De ronde
kiezelstenen - scherp
grind
zou er doorheen prikken - helpt daartegen. Maar het mag niet door de
regenpijp
wegspoelen. Daarom wordt er rond de afvoer een strip
zink
geplaatst waarin gaten zijn geknipt,
die zo groot zijn dat het
regenwater
erdoor kan en de kiezel niet. De bovenkant wordt verstijfd door hem om te buigen tot een kraalrand.
De stip kan niet zomaar los op het dak gezet worden, deze wordt op een
zinken of loden bodemplaat gesoldeerd
(zink nr 16 of lood 18 - 20 kg per m2).
Zo ontstaat een bak, die vastgezet kan worden.
De vorm van de bak rond het afvoerpunt doet er niet toe: halfrond of rechthoekig.
Wanneer een lang stuk van een plat dak aan een goot grenst, kan op dezelfde manier een
kiezelrand
gemaakt worden om de goot vrij te houden.
Niet ieder plat dak heeft kiezel. In het voorgaande werd het nu gebruikelijke platte dak beschreven, dat geen
afschot
heeft, met alle problemen van dien. Sommige, vooral oudere platte daken hebben een heel
flauwe dakhelling,
maar die is dan minder dan 15%, met meestal een
zinken dakbedekking.
Daarop is geen kiezel nodig en ook geen kiezelbak.
Dezelfde zinken strip als bij kiezelbak en
kiezelrand komen we ook tegen in
dakgoten,
waarin veel vuil terecht komt.
Meestal gaat het om takjes en
bladeren
van bomen en die kunnen de vergaarbak verstoppen. Een 'kiezelrand' als
bladvanger helpt dan. Wel af en toe de goot schoonmaken, natuurlijk.
Tekst: Jean Penders (03-2011). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders