Kalksinter is een merkwaardige steensoort: is het
natuursteen
of
kunststeen?
Het is misschien
wel de enige 'natuursteen' die door het werk van de mens tot stand gekomen is.
Hoe kan dat nou?
Kalksinter is te vergelijken met de ketelsteen, die onderin de ouderwetse
fluitketel als een steenachtige laag overblijft wanneer water door de verhitting zijn
kalk niet meer vast kan houden. Op een soortgelijke wijze heeft eeuwenlang water door
Romeinse
aquaducten
gestroomd en op de bodem en wanden wat kalk afgezet.
Veel natuursteen kwam in de middeleeuwen over de
Rijn
via Keulen naar onze streken.
Vooral de
tufsteen,
waarvan heel wat
romaanse
kerken gebouwd zijn.
Maar om nou te zeggen dat tuf mooi is? Nee, dan liever
marmer,
zoals dat soms uit gesloopte
Romeinse
tempels hergebruikt kon worden als
spolia.
Toen ontdekt werd dat de vervallen Romeinse waterleiding naar Keulen
een soort 'nep-marmer' bevatte, kon uit deze soms enkele decimeters
dikke aangekoekte platen het fraaie 'aquaductmarmer' gewonnen worden
en - voor wie het zich kon permitteren - met de tufsteen mee verscheept worden.
In de rijke
Lebuinuskerk van Deventer
staan platen kalksinter als
koorafsluiting
opgesteld.
Ze zijn gepolijst en daardoor ontstonden marmerachtige patronen.
Door hobbeltjes in de bodem van het aquaduct was de afzetting niet helemaal vlak,
dus als je gaat schuren, komen verschillende laagjes te voorschijn volgens een
grillig patroon.
In het Bergportaal van de
Sint-Servaaskerk van Maastricht
zijn
kalksinteren
schachten
van zuiltjes te vinden. De 'zijkanten' ervan
tonen de doorsnede van de laagjes, waaraan het kalksinter te herkennen is.
Tekst: Jean Penders, 04-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders