Eigenlijk valt er niet veel uit te leggen aan deze bouwkundige term.
Een
ojief
als hoofdvorm van een
sleutelstuk
geeft een
ojiefsleutelstuk.
Bij de vele gedaanten die het
profiel
in deze rol aanneemt, valt er één
op door zijn uitgezakte buik. Dat is dus het
hangbuik-ojiefsleutelstuk.
In dit geval is het
rechte ojief
zo ver doorgezakt dat de samenstellende cirkels niet meer naast elkaar liggen, maar schuin boven elkaar.
Dit type komt vooral voor in de
17e eeuw.
Tekst: Jean Penders (12-2007). Bronnen: zie literatuurlijst.
Afbeelding: (zie vermelding bij grote afbeelding)