Bij een hangbrug zijn naast elkaar twee draagkabels gespannen tussen hoge
pylonen.
De draagkabel hangt als een naar beneden wijzende
boog. De hangkabels zitten eraan vast en daaraan hangt het wegdek.
Om te voorkomen dat de draagkabels de pylonen omver trekken, lopen deze door naar zware
verankeringsblokken bij de
bruggenhoofden.
Een hangbrug is gevoelig voor wind:
wanneer het wegdek in een bepaald ritme gaat slingeren, houdt de brug het niet.
Met een hangbrug kan een grote overspanning bereikt worden.
In Nederland is geen enkele grote hangbrug gebouwd.
Bij een
tuibrug,
die wat op de hangbrug lijkt, loopt iedere kabel rechtstreeks van het
wegdek naar de pyloon.
Tekst: Jean Penders (09-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders