Het deel van een
gewelf
dat omsloten wordt door
bogen,
ribben
of graten is een gewelfveld.
Een
tongewelf
met
gordelbogen
heeft één gewelfveld per
gewelfvak,
een
kruisgraatgewelf
heeft er vier en ieder gewelfveld is dan nog een
gewelfkap.
Dat valt dan samen met het
kwartier van het gewelf,
al reken je dan de ribben erbij.
Ook het kruisribgewelf
heeft vier velden. In de loop van de
gotiek
komen er steeds meer ribben en daarmee meer, maar kleinere gewelfvelden.
Door de opdeling van wat voorheen de gewelfkappen waren, kun je nu alleen nog de term 'kwartier' gebruiken, maar ook die vervalt wanneer de
kruisribben
uit de steeds complexere structuur verdwijnen. In Engeland bestaan uiteindelijk sommige gewelfvelden nog maar uit één stenen plaat.
Van het gewelf boven een travee is het 'gewelfveld' een (soms heel klein) deel. Die term wordt soms verward met
'gewelfvak':
het hele gewelf van de travee. De verklaring ligt in het bekende handboek 'Bouwkundige termen'
(Haslinghuis e.a.),
dat alle drukken onder het trefwoord 'gewelfveld' ten onrechte de omschrijving van 'gewelfvak' geeft, een term die daarin niet beschreven wordt.
Tekst: Jean Penders (03-2017). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders