In de
Wederopbouwarchitectuur
lukt het opeens om heel lichte betongewelven te maken
dankzij een Franse architect: Jacques Couëlle.
In 1938 kreeg hij patent op zijn vinding: de dikte van een betonnen
gewelf vulde hij
voor een deel met lucht. Die lucht zit in gebakken korte cylinders, die in elkaar
geschoven kunnen worden. Door hun vorm zijn deze 'fusées' heel sterk.
Knap, maar de Romeinen hadden de truc al bedacht: de 'fusées' zijn niets anders dan hun
welfurnen.
Het 'fuséebeton' is vooral bekend van
schaaldaken.
Pas wanneer zo'n gewelf - helaas - gesloopt wordt, is te zien of het er aardewerken kruiken in te vinden zijn.
Het is beter om vóór die tijd de oorspronkelijke bouwtekeningen op te vragen.
Daarin zijn vaak aanwijzingen te vinden die helpen om de constructie te begrijpen en misschien wel van de
sloop
te redden.
Tekst: Jean Penders (03-2010). Bronnen: zie literatuurlijst.
(Afbeelding: auteur onbekend. Collectie Ronald Stenvert)