De dobbelsteen behoort tot de oudste spellen die de mens speelde.
Het ging al vroeg vaak meer om de knikkers dan het spel:
onder het
kruis
werd het kleed van Christus al verdobbeld.
Eeuwenlang hebben overheden vergeefs geprobeerd gokken en dobbelen uit te bannen.
Dat is niet gelukt,
al heeft gokverslaving momenteel niets meer met de dobbelsteen te maken.
In de beeldende kunst is de dobbelsteen op allerlei manieren terug te vinden,
vaak onder zijn oude naam 'teerling'.
Bij het
teerlingmotief
wordt de
kubusvorm
van de dobbelsteen als uitgangspunt
gebruikt voor het gesuggereerde beeld van een stapel teerlingen.
Maar een dobbelsteen met scherpe hoeken zou niet goed rollen,
daarom zijn de randen en vooral de hoeken afgerond.
Deze afrondingen zijn beter herkenbaar in het
teerlingkapiteel
dan de vorm van de dobbelsteen zelf.
De met stippen aangegeven getallen van 1 tot en met 6 staan niet zomaar ergens op de steen. Twee tegenover elkaar gelegen
zijden moeten samen als som 7 opleveren, dus tegenover de 6 staat de 1, tegenover de 3 de 4.
De manier waarop de vijf aangegeven wordt op de dobbelsteen is de
quincunx.
Omdat met dobbelen om geld veel was te verdienen, waren er ook valsspelers.
Eén van de trucs was het onzichtbaar verzwaren van één kant, zodat het
toeval een handje werd geholpen.
Tekst: Jean Penders, 05-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders