De boomstam is voor de houthandel het belangrijkste deel van de
boom.
Het is het rechte deel van de boom, zonder de
wortels
en de
takken.
De boomwortels voeden de boom, houden hem overeind en bij bepaalde boomsoorten
leveren ze ook
hout:
het
wortelhout
dat erg vast is, maar warrig. Zijtakken geven
kwasten
in de stam.
De grote takken zijn geschikt om balkjes van te maken. De aansluiting op de stam is bruikbaar voor
krommers.
Maar een flinke
balk
haal je alleen uit de stam.
Ook
planken
zaag je het best uit een forse stam.
De eigenschappen van het hout hangen af van de
boomsoort.
Naaldhout
heeft vaak lange rechte stammen, maar sommige
naaldbomen
tonen echter
heel grillige stammen.
Loofhout
heeft vaak minder lange stammen,
maar ook hier zijn er grote verschillen.
Vanaf het hart van de stam gerekend komt eerst het dode kernhout,
dan het levende
spinthout.
Daaromheen zit de
bast
met de
schors.
Bij het verzagen van de stam tot
balken of planken wordt rekening gehouden met het hart van de stam.
Wanneer een stuk hout zowel deze kern als het spinthout bevat, zijn alle
jaarringen
aanwezig. Voor de
dendrochronologie
is dat van belang. De
schors
van enkele soorten is goed bruikbaar:
eikenschors
en kurk zijn voorbeelden.
Tekst: Jean Penders (03-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders