De oudste
bakstenen,
die uit de 12e en 13e eeuw, zijn de grootste.
Hun formaat zou afgeleid kunnen zijn van dat van de toen gebruikelijke
tufsteenblokken,
waarmee ze in het begin samen verwerkt werden.
De maat van de
reuzenmoppen
loopt van 30 tot 35 cm bij ongeveer 17 cm bij een dikte van 8 tot 10 cm.
Een zwaar blok om mee te metselen dus. Hele kleine baksteen komt een paar keer
voor in de loop der tijden. In Zuid-Holland komt in het midden van de 16e eeuw een maat van 16 x 8 x 3,5 cm voor.
De ijsselsteentjes
uit de 17e en 18e eeuw zijn niet veel groter.
Tegenwoordig is het
waalformaat
gebruikelijk, zo rond de 21 x 10 x 5 cm.
Van heel groot naar heel klein en dan weer wat groter:
zo'n lijn moet toch een goed houvast geven om baksteen te dateren? Al noteert een
bouwhistoricus
graag steenformaten, en niet te vergeten de maat van 10 lagen
(dan weet je ook de gemiddelde voegdikte),
hij kijkt wel uit om er te vergaande conclusies aan te verbinden.
Om te beginnen: rond de Zuiderzee werd eeuwenlang onder meer 'middelsteen' gebruikt.
Zo'n term bewijst al dat er ook 'grootsteen' en 'kleinsteen' is.
Een
stadsmuur
maak je graag van stevige steen, een muurtje of licht
gewelfje
van kleine.
Kortom, wanneer tegelijk verschillende maten leverbaar zijn, bewijst het steenformaat weinig.
Baksteenformaten verschillen niet alleen per periode, ook per streek.
Bij de handel gaf dat problemen, Bovendien hadden
steenbakkers de neiging om te bezuinigen op de klei.
Veel steden kenden daarom
voorschriften
voor de steenformaten.
In relatie met ander gegevens zegt het steenformaat vaak wel wat.
Blijkt een deel van een muur consequent een afwijkende steenmaat te hebben,
dan zou dat wel eens uit en andere tijd kunnen stammen.
Omdat bij er het metselen een relatie is tussen de maat van de
strek
en de
kop,
geldt globaal de regel dat een strek twee koppen plus een
stootvoeg
lang is.
Tekst: Jean Penders, 05-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Frans Kipp