van sleutel
Een
sleutel
bestaat uit een steel met aan het ene uiteinde de greep en aan de andere kant de baard.
De greep is nodig om de sleutel met kracht rond te kunnen draaien.
De baard moet dan het eigenlijke werk doen: het slot ontsluiten. De baard is daarom
het belangrijkste deel
en bevat de 'geheime' informatie die hem passend maakt voor het bedoelde
slot.
Wie een sleutel leent,
kan deze stiekum kopiëren voor het teruggeven.
Is de baard heel simpel,
zoals voor binnendeuren niet ongebruikelijk, dan kan deze uit een haast onbewerkt
plaatje bestaan.
Een loper past op een hele serie daarvoor bedoelde sloten.
Bij een 'bonte sleutel' is de baard in doorsnede asymmetrisch,
het wordt dan al onwaarschijnlijker dat een andere sleutel op dit slot past.
De baard is bijna altijd doorboord, van sleuven voorzien en
anderszins ingewikkeld gemaakt en daarmee tevens heel fraai.
In de beeldende kunst is dit het meest opvallende onderdeel,
zoals te zien is bij afbeeldingen van
Sint Petrus,
die meestal de sleutel van de
hemelpoort
bij zich heeft. Voor zover bekend heeft geen
enkele slotenmaker aan de hand van deze afbeeldingen die sleutel nagemaakt en meegenomen in het graf.
Tekst: Jean Penders (05-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders