Architectuur-toerisme valt ten dele samen met
cultuur-toerisme:
in beide gevallen wordt naar interessante gebouwen gekeken.
Bij cultuur-toerisme gaat het - niet uitsluitend,
maar toch vaak vooral - om oude monumentale gebouwen. De interesse voor
net voltooide gebouwen
is daarbij vaak niet of slechts beperkt aanwezig. Dat is jammer, onder dat wat net
opgeleverd is, zitten de monumenten van de toekomst. In het
Monumentenjaar 1975
kon niemand zich voorstellen dat
'
jongere bouwkunst'
ooit als monumentaal gezien zou worden, laat staan de
'
wederopbouwarchitectuur'.
Omgekeerd ontbreekt het menige architectuur-toerist aan belangstelling voor iets dat hij
of zij niet zelf heeft zien bouwen.
Het snijvlak van beide invalshoeken is het interessantste gebied.
Wat van de productie van onze eigen tijd zal later nog interessant gevonden worden?
Wat is het verschil tussen 'kunst' en 'een kunstje'? Doorstaat een spitsvondigheid de tijd?
Wat zullen in de toekomst de criteria zijn?
Het is boeiend om uit de verschuiving van de waarderingen in de loop der tijden te proberen een
'waarderingsverwachting' af te leiden. Moet een gebouw origineel zijn?
Zijn pioniers met nieuwe constructiemethoden toonaangevend?
Is 'super-ecologisch' ook een argument? Wat is de betekenis voor de omgeving?
Misschien is het bij beide vormen - en vele andere vormen - van toerisme voldoende om te genieten.
Tekst: Jean Penders (12-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders