Het antependium (letterlijk: voorhangsel) is aanvankelijk een versierde
stoflap die voor het
altaar
hing. Al in de
4e eeuw
was deze in gebruik.
De oorsprong van het antependium ligt in de voorhang die eerst de Joodse
tabernakeltent en later de
Joodse tempel
sierde.
In de middeleeuwen werd dit vaak vervangen door een bekleding in steen of hout,
soms zelfs bekleed met edelmetaal. Een bijzonder voorbeeld is te vinden in de
paltskapel in Aken.
In sommige gevallen werd ook de achterzijde van het
altaar op een dergelijke manier versierd. Dit noemt men een
dorsale.
In de middeleeuwen werden op het antependium vaak afbeeldingen van
Christus,
Maria,
engelen
en/of
heiligen
afgebeeld. Soms werden reeksen gebeurtenissen uit de
Bijbel
of de heiligenlevens weergegeven.
Sinds
1570
werd in de katholieke kerken
een antependium in stof voorgeschreven, dat vaak werd aangepast aan de
liturgische kleur van de dag.
Een antependium moet niet verward worden met de
predella,
die, als onderbouw van een
retabel,
òp het altaar staat.
Tekst: Jeroen Westerman (09-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jeroen Westerman