Bij
tegulae en imbrices,
vooral bekend van de
Romeinse architectuur,
heeft iedere vlakke pan (de tegula) opstaande randen, afgedekt door een bolle pan (de imbrix).
Maar aan de
dakvoet
geeft deze
dakbedekking
een slordige kier te zien onder de imbrices.
Net als die van nu wisten de 'bouwvakkers' van toen al dat je met een afdekplaatje veel kunt camoufleren.
Voor de tegulae en imbrices werd dit het antefix, 'dat wat aan de voorkant bevestigd is'.
Net als de bijbehorende
dakpannen
is het antefix meestal van
aardewerk,
maar een luxe stenen variant komt ook voor. Omdat het dak een
flauwe dakhelling
heeft,
moet het onder de bolle pan geschoven deel van het antefix schuin staan ten
opzichte van de versierde voorkant.
Daarop is meestal een
palmet
of
maskerkop
te zien.
De antefixen komen alleen voor boven de
druipgevels,
want daarop wateren de pannen af. De
kopgevels
hadden ook een probleem.
Bij de
nok
en bij de hoeken van deze
puntgevels
dreigden ook kieren het fraaie beeld te verstoren.
Ook deze werden afgedekt, maar met een heel fors element: de
akroterie.
In sommige streken komt de 'Romeinse' dakbedekking nog lang voor of wordt deze
later opnieuw toegepast. Daarbij kunnen ook antifixen gebruikt worden.
Tekst: Jean Penders (04-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders