De ambo is de voorloper van de
preekstoel.
De oorspronkelijke plaats was,
in de oudste
vroeg-christelijke basilieken,
tussen
bema
en
schip.
Het spreekgestoelte was daar opgenomen in de
cancellus,
vandaar het latere woord 'kansel'.
Toen later vóór de bema-cancellus de
schola cantorum
verrees,
verhuisde de ambo naar de cancellus daarvan. Vanaf de ambo werden het
evangelie
en het epistel
gelezen. Beide kregen in de volgende fase
van de ontwikkeling een eigen ambo: de
evangelie-ambo,
liturgisch rechts
en de
epistel-ambo
er tegenover.
Vanaf de ambo werd het Woord van God verkondigd, daarom is de ambo vaak rijk versierd.
Vooral de
Cosmaten
hebben zich hierbij verdienstelijk gemaakt.
Wie door een groep verstaan wil worden, gaat minstens op een zeepkist staan.
Het woord ambo is vermoedelijk afgeleid van het Griekse woord voor 'klimmen':
de verhoogde standplaats is een essentieel gegeven. Daarvoor moeten
enkele treden beklommen worden. Bijkomend voordeel: hoog geeft status.
Een troon staat ook op een podium,
dus moet ook Gods Woord verheven gebracht worden.
Toch werd er ook wel vanaf de ambo gezongen.
In Italië zijn nog veel marmeren ambo's te bewonderen, vooral uit de
romaanse periode. De grondvorm kan rechthoekig zijn, rond of veelhoekig. Vaak heeft
de ambo twee trapjes: een voor het bestijgen, een voor de afdaling.
Tekst: Jean Penders (03-2008). Bronnen: zie literatuurlijst. Anonieme afbeelding