Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Altaar

De meeste heidense godsdiensten kenden altaren, die werden gebruikt voor vaak bloederige offers aan de goden. Hoewel de mis ook de gedachte van een 'bloedoffer' bevat, is het christelijke ritueel toch wezenlijk anders. De oorsprong ligt in de herhaling van het Laatste Avondmaal, die tafel zou je kunnen zien als het eerste altaar. Vanaf de 6e eeuw werd in plaats van het tafelmodel, op één of meer poten, vaak voor een blokvorm gekozen. Dat werd in de hand gewerkt door het nieuwe voorschrift dat natuursteen als materiaal voorschreef. In één geval levert dat een probleem op: het reisaltaar moet licht zijn en toch een stenen blad bevatten.
Ieder altaar dient een reliek te bevatten, of onder het altaarblad, of in een daarin uitgespaarde holte. Dit blad, de mensa, toont ook een vijftal wijdingskruisjes. Aan de voorzijde kan een fraaie doek hangen, maar dit antependium is ook vaak uitgevoerd in edelsmeedwerk of beeldhouwwerk. Het altaar krijgt in de loop van de middeleeuwen steeds meer versiering, onder meer in de vorm van een retabel.
De barokke pracht van de altaren in de zuidelijke landen gaat, met uitzondering van enkele schuilkerken, door de Hervorming aan Nederland voorbij.
In de neogotiek wordt het altaar weer uitbundig vormgegeven. Het wordt dan vaak voorzien van een tabernakel, als bergplaats voor door het Heilig Sacrament.
De plaats van het altaar is in de vroeg-christelijke basiliek midden in het bema, liefst boven het graf van een heilige, waarmee het via een cataracta in verbinding kon staan. Een ciborium erboven zorgt voor meer decorum. Vanaf de 6e eeuw verschuift het naar de achterwand en verschijnen er meer altaren in de kerk.
De protestanten kennen het misoffer niet meer, wel een avondmaalsviering. Daarvoor voldoet een (avondmaals)tafel.

Tekst: Jean Penders, 02-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders