Bij de bestorming van een
kasteel
of
stadsmuur
willen de aanvallers naar boven en de belegerden hebben daar bezwaar tegen.
Zwaarwegende argumenten, zoals flinke keien, zijn dan bruikbaar en ook heel vurige, zoals kokende pek.
Maar als je wat over de
borstwering
wil kieperen, loop je de kans getroffen te worden door een
pijl.
Om die reden steken veel
weergangen
wat uit: de borstwering ligt niet boven de voorkant van de muur,
maar een stukje ervoor
(
machicoulis).
Ook kan zo'n constructie, in hout, tijdelijk bedoeld zijn
(
hordijs).
Die
uitkraging
geeft ruimte om gaten in de vloer te maken, geschikt voor de
bovengenoemde minder hartelijke ontvangst. De uitgebouwde
galerij
heet
werpgang.
In veel gevallen is het onderste deel van de muur schuin gemetseld.
Dat maakt de muur daar niet alleen dikker en sterker, keien die
naar beneden vallen springen daardoor de aanvallers tegemoet.
Het is natuurlijk wel verstandig om de werpgaten na gebruik tijdelijk af te dekken.
Tekst: Jean Penders, 06-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders