Een
houtconstructie
maken is vakwerk.
Het geheel moet stevig en liefst ook nog fraai zijn en daarvoor moeten heel veel
onderdelen op maat gemaakt worden en ook nog eens precies in elkaar passen.
Omdat de constructie meestal niet gemaakt wordt op de plek waar deze
thuishoort, maakt de
timmerman
alle onderdelen klaar,
past ze met de juiste
houtverbinding
in elkaar en haalt het hele zaakje dan weer uit elkaar.
Alle
balken
en balkjes wordt dan als een bouwpakket naar de juiste plek gebracht,
en dan ....
Dan moet duidelijk zijn wat waar hoort en wat in elkaar past.
Het telmerk is de oplossing. Op alle onderdelen is (meestal) een nummer te vinden,
waaruit blijkt hoe alles in elkaar geschoven moet worden.
Het bestaat uit
streepjes,
gebroken strepen,
eitjes
of andere tekens.
Telmerken zijn goed te herkennen in de
vakwerkbouw,
maar die komt in Nederland niet meer zoveel voor.
In oudere
kappen
zijn meestal ook telmerken te vinden en daar is in 1957 de studie naar deze
merktekens dan ook begonnen.
Telmerken kunnen gekrast,
gesneden,
gezaagd
of
gehakt
zijn.
Hieruit valt al iets af te leiden over de ouderdom.
De nummers aan de rechter en linkerkant kunnen op verschillende manieren onderscheiden worden,
en ook dat zegt iets over de periode en de streek, waaruit de timmerman afkomstig is.
Wanneer de telmerken van een kap niet in de juiste volgorde staan,
en wanneer bij één verbinden verschillende nummers voorkomen,
wijst dat op hergebruik van de onderdelen.
Er zijn nog vele andere soorten
merktekens
op hout,
en ook de
steenmerken
zijn hier familie van.
Tekst: Jean Penders, 08-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders