De klop op de
deur:
wanneer die klop met een stormram gegeven wordt,
dan is men achter de poort niet veilig meer. Van een
verdedigingswerk,
zoals een
kasteel
of
stadsmuur,
is de
poort het zwakste punt.
Om de bewoners en de gasten met goede bedoelingen binnen te laten,
is nu eenmaal een deur nodig. Die wordt opgenomen in een stevig
poortgebouw,
maar het blijft toch een heikel punt. Met een stevige paal, liefst verzwaard met een puntige ijzeren kop om versplinteren tegen te gaan,
kan zolang op de deur geramd worden, dat deze het begeeft. De kunst is waarschijnlijk afgekeken van een boze ram,
de ijzeren kop krijgt dan ook vaak de vorm van een ramskop.
Zoals gezegd: de ingang wordt opgenomen in een fikse versterking,
vaak nog weer verscholen achter een voorpoort en een
barbacane.
Daardoor is een gewoon stukje van de
vestingmuur
soms nog gemakkelijker aan te vallen dan de poort. Ook daar doet de stormram zijn goede
(of kwade) werk, totdat er een
bres
ontstaat.
Bovenop de muur blijven de verdedigers natuurlijk niet stil zitten. Als bescherming
tegen alle onheil van boven zoeken de belegeraars beschutting onder bijvoorbeeld een
schildpad.
Pas met de komst van de
kanonnen
kan vanaf een veilige afstand een bres in de muur geschoten worden.
Tekst: Jean Penders, 08-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: E. Viollet le Duc