Een steeg wordt algemeen opgevat als een smalle
straat.
De grens is niet duidelijk te trekken: veel
straatnamen,
eindigend op '-steeg' zijn in de 20e eeuw omgedoopt in '-straat', omdat het wonen in een
steeg als minderwaardig werd beschouwd dan het resideren aan een straat.
De 19e-eeuwse wantoestanden in stegen en sloppen verklaren veel van deze houding.
We kunnen een steeg definiëren als een smalle doorgang die niet doodloopt.
Is dat laatste wel het geval, dan is er sprake van een
slop
indien tenminste één gebouw er zijn hoofdingang aan heeft.
Zijn er geen hoofdingangen maar alleen achteruitgangen, dan spreken we van een
achterom.
Veel stegen zijn ontstaan op de
erfgrens
als brede
ozendrop,
die naar de achterliggende
straat doorliep
en waaraan de woningen (vaak
kameren)
van het personeel stonden.
Tekst: Jean Penders, 09-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders