De
stookplaats
was eeuwenlang steeds heel nadrukkelijk aanwezig
in het
interieur
van iedere verwarmde kamer,
tot in de 17e eeuw in de vorm van een
schouw
met fors uitstekende
boezem.
Daarna wordt de plaats van het open vuur verkleind en de
haard wordt een lage
nis,
die rijk versierd wordt.
Wanneer de
kachel
de open haard gaat verdringen, wordt deze in de nis geplaatst.
De kachelpijp verdwijnt in de bovenzijde van de nis en vandaar loopt het eigenlijke
rookkanaal
omhoog.
Om de nis heen loopt een rijk gebeeldhouwde marmeren bekleding,
waarop een uitstekende, omlopende geprofileerde
natuurstenen
plaat plaats biedt aan allerlei,
al dan niet hoogst burgerlijke snuisterijen.
De pendule, kaarsen en schattige porceleinen beeldjes.
De schoorsteenmantel bestaat meestal uit drie verticaal geplaatste platen en één
liggende, als het tablet, dat om de hoeken naar achteren nog net even door loopt.
Is dat allemaal echt
marmer?
Echt beeldhouwwerk?
Natuurlijk. Tenminste, bij rijke interieurs is dat zo.
Minder gegoeden slagen er vaak in om te doen alsof.
De
profielen
zijn soms op goedkope
natuurstenen
platen geplakt,
die dan bewerkt zijn om een duurdere steensoort te imiteren.
Is deze oplossing nog te duur? Doen alsof is ook een vak: een goede schilder kan
'
marmeren':
een techniek die nergens zo veel is toegepast als op houten schoorsteenmantels.
Schoorsteenmantels zijn in de tweede helft van de 19e en de
eerste helft van de 20e eeuw typisch producten,
die uit catalogi besteld konden worden, vaak in stijlen die dan al
nostalgisch genoemd kunnen worden.
De
Amsterdamse School
brengt verfrissend nieuwe vormen, zoals
schoorsteenmantels met gele tegels, afgezet met zwarte, voorzien van rode accenten.
Misschien is al die aandacht voor de schoorsteenmantel wel heimwee naar de vroegere schouw,
waar je zo knus bij kon aanschuiven?
Tekst: Jean Penders, 09-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders