Het is gebruikelijk om op een
graf
een
grafsteen
te leggen.
Dat geldt op het
kerkhof
en ook (vroeger) bij begravingen
in een kerk.
In dat laatste geval werd daarnaast, of in plaats daarvan, vaak een grafteken aan de muur gehangen
of daarin ingemetseld, in de nabijheid van het graf: een
epitaaf.
Helemaal los van de feitelijke begraafplaats staat het rouwbord. Het wordt ook wel
'wapenbord' genoemd, want meestal gaat het om een zwart
fond, waarop, naast namen en data, een al dan niet gekroond of gehelmd
familiewapen
staat. Bij de 'rouwkas' ('cabinet d'armes')
heeft het bord de vorm van een nis, doordat het fond omsloten wordt door een
zwaar geprofileerde lijst.
Dat vanaf 1795 de pronktekenen van de adel minder op prijs gesteld werden, ligt voor de hand. De
rouwborden die we in Nederland zien, hangen meestal in protestantse kerken en dateren veelal uit
de 17e of 18e eeuw. Katholieke kerken waren toen niet toegestaan. Toch is het niet zo dat de
(katholieke) kerken vóór die tijd (of elders) geen rouwborden kenden. De oudste vermeldingen van rouwborden
zijn uit de 14e of 15e eeuw.
De rouwborden geven geen representatief beeld van de samenleving: alleen belangrijke
personen kregen een rouwbord. De kerk vroeg een behoorlijk bedrag voor het ophangen
van dergelijke borden, ook voor het aanbrengen van wapenschilden op zerken en
grafmonumenten. Het gaat hier dus om het slim commercieel uitbuiten van de pronkzucht van
hen die het zich konden permitteren.
Tekst: Jean Penders, 05-2012. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders