Op de bouw spreekt men van 'hemelwaterafvoer', maar daarbuiten heet deze gewoon 'regenpijp'.
Het hemelwater, of de regen, die op het
dak
valt,
droop vroeger van de
dakvoet
op het erf of in de
ozendrop.
Later verbeterde de
dakgoot
de afvoer door deze naar een
waterspuwer
te voeren. Een toen kwam de pijp.
Omdat de regenpijp niet verstopt mag raken, is bovenaan meestal een
vergaarbak
geplaatst.
Deze vangt vuil op en heeft een
verklikkertje
voor het geval dat het mis gaat.
Bijna altijd is de regenpijp aangesloten op het
riool.
Vroeger werd regenwater daarvoor te nuttig geacht:
het werd in veel gevallen opgevangen in een regenton of waterkelder.
Tot in de 19e eeuw liep het regenwater van de regenpijpen aan de
voorgevel
vaak door een al dan niet overdekt gootje
onder de stoep door naar de goot van de straat.
Tekst: Jean Penders, 06-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders