Alles wat uitsteekt zou je een overstek kunnen noemen. In de praktijk wordt deze
term gereserveerd voor het
overstek van het
dak
en vooral voor het uitkragende deel van
houten huizen.
De
vakwerkbouw
biedt hiertoe uitstekende mogelijkheden: door vloer boven de begane grond
door te laten lopen boven de voorgevel, komt de voorzijde van de verdieping
verder naar voren te liggen. Het deel dat zo buiten de
rooilijn
komt te liggen, heet het overstek.
Boven de
verdieping
kan het spel zich herhalen, en zo ontstaat flink wat extra ruimte binnen.
Bovendien voert het overstek het regenwater van de onderliggende gevel af.
Omdat al die overstekken nogal wat problemen gaven in de
Middeleeuwen,
zijn er al vroeg allerlei voorwaarden gesteld en verboden
uitgevaardigd; overigens meestal met weinig resultaat.
De overlast is nu zelden herkenbaar in oude steden,
want de meest hinderlijk situaties zijn allang opgeruimd:
het verkeer kon er soms haast niet meer onderdoor.
Een hoogst enkele keer is in een steeg herkenbaar hoe de
overstekken zover konden uitgroeien dat de daken van de overburen elkaar raakten,
zodat de straat
wel erg donker werd. Bedenk hierbij dat de
middeleeuwse straat
als vuilnisbelt gebruikt werd:
alles waar men vanaf wilde, werd uit het raam gegooid. Zo kreeg menig voorbijganger zelfs
in het midden van de toch al niet zo frisse straat de inhoud van de po op zijn hoofd.
Tekst: Jean Penders, 06-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders