Het lijkt zo onwaarschijnlijk: hout gebruiken om een stenen
kasteel of
stadsmuur
te versterken.
De eerste
verdedigingswerken
waren van hout en daarmee een dankbare prooi van de vlammen van de
brandpijlen
die de aanvallers
afschoten. De eerste gebouwen die in steen opgetrokken werden
waren dan ook de
verdedigingswerken.
Toch kreeg in de
Middeleeuwen
een stenen stadsmuur vaak tijdelijk over de
borstwering heen, een houten
hordijs
wanneer de vijand naderde.
Deze uitkragende uitbreiding van de
weergang,
op kortelingen uit de muur stekend,
had aan de onderzijde
werpgaten en
bovendien waren de verdedigers beschermd door een
lessenaardak
boven hun hoofd. Omdat de constructie van hout was,
kon deze relatief snel op de meest kwetsbare plekken aangebracht worden. En wanneer deze toch in brand gestoken werd:
wanneer de brandende resten omlaag gegooid werden
(liefst op de aanvallers natuurlijk), bleef de stenen
borstwering,
met zijn
kantelen
en
moordgaten,
klaar voor gebruik.
Voor de zoveel kortere
vestingmuren
van een kasteel was een
stenen uitvoering ervan ook wel betaalbaar: de
machicoulis.
De mezenkooi is de korte vorm van een hordijs of machicoulis.
Deze kan zowel gebouwd zijn van hout (als een mini-hordijs) als van steen (als mini-machicoulis).
Het is een extraatje, bijvoorbeeld boven de doorgang van een poort.
Tekst: Jean Penders, 08-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders