Luifels kom en kwam je in vele maten en soorten tegen.
Een luifel hangt, is afgeschoord of steekt zelfstandig uit de muur. Het
dakje
rust dus niet via een constructie op de grond.
Doet het dat wel, dan spreken we van een
afdak.
Een kleine luifel kan moeiteloos uit de gevel steken.
Een grote hing aan smeedijzeren
hangstangen,
totdat
gietijzer
en
beton
geheel nieuwe mogelijkheden boden.
Onder meer voor
tankstations
is spectaculaire architectuur ontworpen,
waarin de luifel soms het hele bouwwerk domineert.
De luifel is al oud. Het straatbeeld werd in de
Middeleeuwen
voor een deel erdoor bepaald.
De kooplui wilden hun klanten (en niet te vergeten hun waren) graag tegen
regen en zon beschermen.
Dat kon uitstekend door van de
winkelpui
de verticaal draaiende
luiken
hiervoor te gebruiken.
Het deel dat omlaag klapte, was de toonbank, het bovendeel vormde een afdakje.
Omdat alleen het onderste deel van de pui luiken had,
kon het licht door de bovenvakken van de
vensters
vrij in de
winkel
zelf vallen. Om een grotere bescherming te krijgen,
werd op den duur vaak voor een grotere, vaste constructie gekozen: de luifel.
Deze liet nog steeds het licht op de begane grond toe, doordat hij ter
hoogte van de
tussendorpel
van de vensters hing. In het begin droop het water op de straat,
in de
17e eeuw
begon men de luifels naar achter te laten hellen.
Voordeel: de klanten werden niet meer nat en er kwam nog meer licht binnen.
Tekst: Jean Penders, 08-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders