Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Lichtbeuk

De lichtbeuk is het bovenste deel van de middenbeuk van een kerk die gebouwd is als basiliek. Dat betekent dat de middenbeuk zo hoog boven de zijbeuken uitsteekt, dat er plaats is voor vensters.
De blinde strook hieronder bood in de vroege basilieken plaats voor schilderingen of mozaïeken. In de romaanse en gotische kerken wordt tussen lichtbeukvensters en scheiboogarcade soms een triforium aangebracht, een loopgang in de dikte van de muur waartegen het zijbeuksdak rust. Wanneer dat dak vrijstaat kan dit triforium beglaasd zijn en dan vormt dit met de lichtbeukvensters samen welhaast één geheel.
Bij een pseudobasiliek die ontstaan is door de verhoging van de lessenaardaken van de zijbeuken, zijn de lichtbeukvensters hierdoor geblindeerd.
Het gewicht van de kap rust op de gevels van de lichtbeuk en wanneer de vensters groot zijn, kunnen deze dat maar moeilijk dragen. Vaak is te zien dat deze muren bovenaan wat uit elkaar gedrukt zijn. De druk wordt nog veel groter wanneer de middenbeuk een stenen gewelf heeft. Het gewicht daarvan moet door de tegendruk van luchtbogen opgevangen worden. Bij een gotisch ribgewelf is de juiste plek daarvoor ongeveer op de halve hoogte van de vensters. Soms is daar geen luchtboog te zien, maar een staande tand die wacht op de nooit voltooide luchtboog.
In de renaissance en barok verdwijnt het triforium.

Tekst: Jean Penders, 11-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders