'Geheng' komt van 'hangen', maar het gaat niet om gewoon hangen.
Een
deur,
luik
of
raam
moet kunnen draaien en
daartoe hangt het aan het geheng. Het is het scharnierende
smeedwerk,
waarvan het draaipunt natuurlijk het belangrijkste is.
Bij een duimgeheng draait alles om
de
duim,
maar die kan niets zonder de scharniervleugel, dat wil zeggen het langwerpige stuk ijzer
dat aan het draaibare raam, deur (enzovoorts) vastzit. Door het ene einde rond te buigen, ontstaat een kokertje, dat om de duim grijpt.
De andere kant kan mooi, bij
middeleeuwse deuren
soms héél, héél fraai uitgesmeed zijn.
Bij andere vormen van het geheng zit aan de andere kant van het scharnier ook een vleugel
oftewel blad. Is die min of meer hetzelfde, dan is het een staartgeheng.
Is dat scharnierblad kort (en hoog, om voldoende houvast te krijgen), dat heet het een kruisgeheng.
Bij een raamgeheng zitten in de scharniervleugel op het raam twee knikken,
want het ijzer kan natuurlijk niet over het glas lopen.
Zijn beide bladen kort, dan draaien ze om een asje, dat ze allebei goed vasthouden: dat is een
scharnier.
Tekst: Jean Penders, 05-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders